Vertalingen uit de weg gaan NL>DE
uit de weg gaan (ww.) | abtreten (ww.) ; auswandern (ww.) ; ausweichen (ww.) ; emigrieren (ww.) ; vermeiden (ww.) ; zedieren (ww.) |
Bronnen: Wikipedia; interglotVoorbeeldzinnen met `uit de weg gaan`

Voorbeeldzinnen laden....